Wilgen en populieren behoren tot de familie van de wilgachtigen. Wilgen zijn de meest algemene en kenmerkende bomen en struiken van onze oorspronkelijk natte en moerassige delta. In de Lage Landen (Noordwest- Europa) zijn 10 soorten inheems, en worden er ongeveer evenveel hybriden gevormd. Wereldwijd zijn er naar schatting 300 soorten wilgen.

Herkenning
Wilgen zijn zeer variabel van vorm: van kruipwilgen in de duinen tot grote kaarsrechte schietwilgen in ooibossen. De bladeren zijn meestal lang en smal, met klieren op de bladsteel en steunblaadjes die na het ontluiken afvallen. Wilgen zijn tweehuizige planten met mannelijke of vrouwelijke bloemen in katjes, die naar honing geuren en worden bestoven door insecten. Afzonderlijke mannelijke bloemen bezitten meestal 2 meeldraden (soms 3 of 5) en 2 honingklieren. De vrouwelijke bloeiwijze heeft een stempel en een honingklier.

Biodiversiteit en aantastingen
Wilgen bieden voedsel aan een groot aantal insectensoorten (450) en er leven al 80 soorten gallenvormers op wilgen. Het aantal mogelijke plaagsoorten is navenant groot. Enkele bekende insecten zijn de wilgenhoutrups, de wilgensnuitkever en verschillende soorten wilgenhaantjes. De wilgenwespvlinder is vrij algemeen in België, maar zeldzaam in Nederland. De voedselrijke wilgenschors herbergt veel soorten mossen (soms zeldzame) en korstmossen. Ernstige aantastingen en sterfte van boomvormende wilgensoorten worden veroorzaakt door de watermerkziekte, een gevolg van een bacterie.

Gebruik
Van oudsher worden wilgen als knotwilg, hakhout en opgaande boom in grienden en in het landschap geplant. Grienden - percelen wilgenhakhout - bestaan al minstens 2300 jaar. Wilgenhout is het meest geschikte (= waterdichte) hout voor klompen, hoewel populierenhout daarvoor nu het meest wordt gebruikt vanwege een grotere beschikbaarheid. Moderne toepassingen zijn vlechtwerk voor tuinafrasteringen, papierproductie uit de vezels en energiehout. Takken wordt gebruikt als bindtwijgen (nog steeds lokaal bij wijnbouw), voor visfuiken, manden, touwen, beschermmatten en zinkstukken voor waterkering, afrasteringen, vlechtwerkmatten voor veenwegen, oeverversteviging van sloten en kanalen, wanden van vakwerkhuizen, stoelen, lichtgewicht gereedschapsstelen, vloeren van wagens en molens en delen van schepen. Bladeren, bast en jonge twijgen zijn goed veevoer. Mensen kauwden de bast als natuurlijke pijnstiller. Later werd de werkzame stof salicine uit wilgenbast gewonnen en als aspirine in tabletvorm verwerkt, tegenwoordig wordt het chemisch geproduceerd.

Waar te zien
De Nederlandse nationale wilgencollectie is te vinden in het Arboretum Poort Bulten.

Schietwilg - Salix alba

Alba betekent 'wit', naar de aan beide zijden wit behaarde bladeren. Schietwilg is afgeleid van scheutwilg, een boom die (mogelijk als knotboom) gemakkelijk nieuwe scheuten maakt.

Herkenning
De schietwilg is doorgaans enkelstammig met een lange rechte stam en relatief smalle kroon. De bladeren zijn smal en lancetvormig, met wigvormige voet, een lang toegespitste top en een korte steel. De rand is zeer fijn klierachtig gezaagd, en op de steel bevinden zich 2 kleine klieren. De mannelijke bloemen bezitten 2 meeldraden, zelden 3.

Groeiplaats
Schietwilgen vereisen een zonnige standplaats, op een vochthoudende tot natte en voedselrijke bodem. Van nature vormen ze de dominante boomsoort in het wilgen-ooibos, vaak samen met kraakwilg en zwarte populier. Zwak zure tot basische gronden zijn geschikt. Ze wortelen oppervlakkig, verdragen verharding, maar drukken dit snel op. Strooizout verdragen ze redelijk. Vanwege rondvliegend zaadpluis worden meestal geen vrouwelijke wilgen aangeplant dichtbij bebouwing.

Toepassing en beheer
De schietwilg is één van de meest algemene boomsoorten in Nederland, vaak toegepast als opgaande boom en als knotwilg. Ondanks dat knotwilgen hun economische functie grotendeels hebben verloren, zijn ze nog steeds belangrijk in het landschap vanwege hun ecologische waarde. Ze komen voor als solitair en in lijn- en laanbeplantingen. Als zeer snel groeiende boom is hij geschikt om in enkele jaren een hoge begroeiing te creëren op natte tot vochtige en voedselrijke gronden op nieuwbouwterreinen.

Waar te zien
Zeer grote schietwilgen staan in park Tercoigne te Watermaal-Bosvoorde (meerstammig, omtrek 738), Maasbree (meerstammig, omtrek 1400 cm), Bussum (meerstammig, omtrek 710 cm), Kasteel Hoensbroek (omtrek 625 cm) en de hoogste bij Kasteel Haeren te Voerendaal (34,6 m).

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Europa, West-Azië en Noord-Afrika
Status: inheems, algemeen
Bodemeisen: vochthoudend, voedselrijk
Schaduwtolerantie (1-5): laag 2,0
Droogtetolerantie (1-5): laag 2,0
Hoogte: 21-34 meter
Omtrek: 3-7 meter
Leeftijdverwachting: 60-80 jaar
Kroonvorm: ovaal, vrij smal, half transparant
Bladlengte: 6-10 cm
Bloeiperiode: april-mei
Zaadval: juli
Vermeerdering: zaaien, stekken
Toepassing: parken, lanen, oevers

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl