Moerbei - Morus

Het moerbeiengeslacht bestaat uit 14 soorten. Samen met onder meer de papiermoerbei, de vijg en de osagedoorn vormen ze de moerbeifamilie Moraceae. Voor de Lage Landen zijn vooral witte moerbei (Morus alba) en de zwarte moerbei (Morus nigra) van belang. De papiermoerbei behoort tot de witte moerbei. De moerbei of moerbezie wordt al millennia lang gekweekt en is verspreid tot ver buiten zijn natuurlijk areaal.

Morus is afgeleid van het Latijnse mora en betekent 'laat' of 'met vertraging', evenals 'moer'. Dit vanwege het laat in blad komen. 'Bei' en 'bezie' zijn andere woorden voor 'bes'. Moerbei betekent dus eigenlijk 'late bes'. Zowel de vruchten als de bladeren worden graag door zoogdieren gegeten en de vruchten zijn geliefd bij vogels, maar ze zijn weinig aantrekkelijk voor insecten. Moerbeien zijn één- of tweehuizig met lange aren als mannelijke bloeiwijzen en weinig opvallende vrouwelijke bloemen in schijnaren. De schijnvruchten hebben een langwerpige aarvorm. Alle soorten vragen een goed doorwortelbare, kalkhoudende grond en een zonnige plaats. Bij snelle groei ontwikkelen zich grote bladeren die vaak diep zijn ingesneden. Op latere leeftijd zakken ze meestal scheef en moeten dan worden ondersteund. Ze kunnen dan nog wel eeuwenoud worden. Het lichtbruine hout is duurzaam, maar niet erg sterk. Het wordt gebruikt voor siervoorwerpen en als fineer.

Witte moerbei - Morus alba

Alba betekent 'wit', naar de eerst witte en bij rijpheid rood verkleurende vruchten. Voor de teelt van zijderupsen cultiveren de Chinezen al meer dan 5000 jaar lang de witte moerbei en passen ze snoei toe om de bomen meer blad te laten produceren. Het is een kleine boom, die genoegen neemt met droge grond, die niet erg voedselrijk hoeft te zijn. Bestrating verdraagt de boom slecht. De op frambozen lijkende vruchten zijn wit als ze onrijp zijn en rood tot paars bij rijpheid, soms zelfs bijna zwart. Ze zijn fris zurig van smaak, anders dan de zoete vruchten van de zwarte moerbei. Beide moerbeisoorten zijn te onderscheiden aan de bladeren en de bloemen. De witte moerbei heeft licht hartvormige gladde bladeren, bij de zwarte moerbei zijn ze ruw en diep hartvormig. Knoppen en twijgen zijn lichter gekleurd dan bij de zwarte moerbei. Mannelijk en vrouwelijke bloemen van de witte staan in een trosje bijeen, de zwarte heeft apart staande mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen.
Als sierboom die ook nog eetbare vruchten levert voor mensen en vogels, is de witte moerbei een geschikte boom voor parken en tuinen.

Waar te zien
Grote witte moerbeien staan op De Nieuwe Ooster (Amsterdam) en in het Kemppark.

Zwarte moerbei - Morus nigra

Nigra betekent 'de zwarte', vanwege de eerst rode en bij rijpheid zwart verkleurende vruchten. De zwarte moerbei blijft veel kleiner dan de witte moerbei. De bladvoet is diep hartvormig; knoppen en twijgen zijn donkerder gekleurd dan bij de witte moerbei. Ook dit is een heel oude cultuurplant die vanwege de smakelijke vruchten wordt geteeld in West-Azië en het Middellandse Zeegebied tot in Noordwest-Europa. Karel de Grote noemt in 812 de zwarte moerbei al als een boom die men graag bij de bron plantte. Hij draagt het beste vruchten op beschutte plaatsen, zoals (in leivorm) tegen muren in oude kasteel- en moestuinen.

Er zijn nog maar een klein aantal oude monumentale bomen van over. De meeste worden, nadat ze zijn scheef gezakt, opgeruimd. Als solitair groeit hij uit tot een kleine boom met een korte stam en een ronde kroon. De op bramen lijkende vruchten smaken heerlijk, maar zijn erg zacht en dus slecht te bewaren. Bovendien waren de vlekken die ze kunnen veroorzaken op kleding en bestrating lange tijd reden om de boom niet meer aan te planten. Toch is er opnieuw flinke belangstelling voor nu het zelf kweken van fruit weer wordt gepromoot. Vogels zijn verzot op de vruchten en in het fruitseizoen vliegen ze af en aan.

Gegevens op een rijtje 

  witte moerbei zwarte moerbei
Natuurlijk areaal: China, Korea en Taiwan West-Azië
Status: uitheems, vrij algemeen uitheems, vrijs algemeen
Bodemeisen: tamelijk voedselrijk voedselrijk
Schaduwtolerantie (1-5): laag 1,4 laag
Droogtetolerantie (1-5): redelijk 2,8 redelijk
Hoogte: 13-17 meter 4-6 meter
Omtrek: 1-3 meter 1-2,5 meter
Leeftijdverwachting: > 100 jaar >100 jaar
Kroonvorm: rond, dicht rond tot schermvormig, dicht
Bladlengte: 10-20 cm 5-12 cm
Bloeiperiode: mei-juni mei
Bestuiving wind wind
Zaadval: juli-augustus juli-augustus
Zaadverbreiding: vogels vogels
Vermeerderling: zaaien, enten, stekken zaaien, enten, stekken
Toepassing: parken, tuinen parken, tuinen


Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl