Algemeen

Snoeien tijdens groeiseizoen
Snoeiwerk aan berken dient alleen te gebeuren tijdens het groeiseizoen als de bomen vol in blad staan. Snoeien tijdens de winter of het vroege voorjaar heeft het zogenoemde sapbloeden tot gevolg: de overmatige sapstroom druppelt dan uit de wonden. Daar hoeven ze niet aan dood te gaan, maar het verzwakt de bomen wel. Snoeiwonden van jonge bomen genezen goed, maar wonden aan volwassen bomen overgroeien doorgaans slecht en veroorzaken inrottende plekken.

Gebruik
Berkenhout is een gewilde handelshoutsoort voor fineer, parket, meubels, triplex, sport- en huishoudelijke artikelen, met name voor toepassingen binnenshuis. Het is ook uitstekend brandhout. Berkensap, gewonnen uit afgesneden takken in het vroege voorjaar, kun je direct drinken en van het suikerhoudende sap wordt bier en wijn gemaakt. Etherische oliƫn uit de bast van toppen en twijgen worden gebruikt voor huidverzorgingsproducten.

Waar te zien
In Gimborn bevindt zich de Nederlandse Nationale berkencollectie

Ruwe berk - Betula pendula
 
Pendula slaat op de hangende twijguiteinden die zo kenmerkend zijn voor de ruwe berk. Ruwe berken behoren tot de meest voorkomende boomsoorten. Ze groeien van nature in droge bossen, maar komen ook spontaan voor op allerlei plaatsen in het landschap en in het stedelijk gebied. De twijgen zijn wratachtig en voelen ruw aan, ze zijn nooit behaard, zoals die van de zachte berk.

Herkenning
De schors is wit en dun. Oude schors scheurt en oude bomen hebben een diepgegroefde grijze schors: de witte schors zit alleen nog aan de takken in de kroon. De twijguiteinden zijn overhangend, de kroon is transparant en blijft ook op latere leeftijd smal. 

Groeiplaats
De ruwe berk groeit goed op droge gronden. Hij verdraagt kalk en neemt ook genoegen met voedselarme groeiplaatsen. De beste groei vindt plaats op vochthoudende en voedselrijke gronden. Zeer droge perioden overleeft hij door een deel van de bladeren te laten vallen en zo de verdamping te beperken. Van nature groeien berken in voedselarme bossen met een lichtdoorlatend bladerdek, samen met zomereik en grove den. Op vochthoudende groeiplaatsen kunnen ze tot 30 m opgroeien, maar op droge groeiplaatsen is 15 tot 20 m het maximum.

Biodiversiteit en aantastingen
De ondergroei is rijk aan struik- en kruidachtige soorten, zoals sporkehout, lijsterbes, blauwe bosbes, stekelvarens en bochtige smele (vaste plant uit de grassenfamilie). Op kwijnende en dode bomen verschijnen vaak verschillende soorten zwammen. Bekend en kenmerkend is de heksenbezem Taphrina betulina, een schimmel die een ophoping van takjes in de kroon vormt.

Waar te zien
Ruwe berken worden nooit erg dik en slechts bij uitzondering oud. Enkele berken, geplant in Oostereng, stammen nog uit 1909. De dikste ruwe berken staan in Kalheuping (283 cm omtrek) en Tervuren (277 cm omtrek).

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Europa
Status: inheems, algemeen
Bodemeisen: vrijwel geen
Schaduwtolerantie (1-5): laag 2,1
Droogtetolerantie (1-5): hoog
Hoogte: 23-32 meter
Omtrek: 1-3 meter
Leeftijdverwachting: 60-100 jaar
Kroonvorm: ovaal, smal, open
Bladlengte: 3-6 cm
Bloeiperiode: april-mei
Zaadval: oktober
Toepassing: bossen, parken, lanen, groenstroken

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl