De esdoorn behoort tot de zeepboomfamilie (Sapindaceae). Er zijn zo'n 130-150 soorten, van de machtige gewone esdoorn tot de kleine Japanse esdoorns. Veldesdoorn, gewone esdoorn en Noorse esdoorn zijn de meest toegepaste esdoorns in openbaar groen.
De Nederlandse naam 'esdoorn' verdient wel uitleg, want de boom lijkt niet op een es en heeft ook geen doorns. De uitgang -doorn is afgeleid van het Germaanse 'teer', dat zowel boom als hout betekent. Zo is ook het Engelse 'tree' van 'teer' afgeleid. 'Es' is een oud Germaans woord voor 'speer' en ook voor 'scherp'. De esdoorn is dus de boom met speren-hout, uit de tijd dat bomen genoemd werden naar de houttoepassing.

Herkenning
Esdoornbladeren zijn tegenoverstaand, meestal handvormig gelobd, soms samengesteld, met een gezaagde tot getande rand. De bloemen verschijnen in trossen of pluimen. Hoewel weinig opvallend en klein, zijn ze vaak wel sierlijk. Kenmerkend zijn de samara's: gevleugelde vruchten die in paren tegenover elkaar staan. De hoek tussen de twee vruchten is bij elke soort verschillend en is een hulpmiddel bij de herkenning.

Biodiversiteit en aantastingen
Bloeiende esdoorns trekken vooral zweefvliegen en bijen aan. Al vroeg in het voorjaar zijn bloeiende Noorse esdoorns (Acer pseudoplatanus) belangrijke nectarleveranciers. Bladeren en knoppen van zaailingen en jonge boompjes worden veel gegeten door konijnen, reeën en herten. Esdoornbladeren zijn ook aantrekkelijk voor een scala aan soortspecifieke galmijten, die evenals galmuggen en galwespen bladgallen veroorzaken. Larven van verschillende microvlinders leven als mineerders in esdoornbladeren. Aan het meniezwammetje en de verwelkingsziekte gaan veel jonge esdoorns dood. Oude bomen zijn gevoelig voor verschillende tonderzwammen, die binnentreden via beschadigingen en snoeiwonden. Honingzwammen tasten verzwakte bomen aan en veroorzaken witrot in het hout.

Toepassing en beheer
Grote esdoornsoorten kunnen waardevol hout produceren. Dicht beplante bossen met rechte en takvrije stammen leveren hout van hoge kwaliteit op. Gemengde bosopstanden van gewone en/of Noorse esdoorn met es, winterlinde en zoete kers leveren bovendien fraaie bosbeelden op. Boomvormende soorten worden veel aangeplant in laanverband en langs straten binnen de bebouwde kom. In verband met sapbloeden dient snoei plaats te vinden tussen 1 juni en 20 december.

Gebruik
Esdoornhout is zeer gewild. Europees esdoornhout is licht van gewicht en kleur, hard en zonder geur of smaak, vooral afkomstig van de gewone en de Noorse esdoorn. De structuur is fijn en gelijkmatig met kleine houtvaten. Deze eigenschappen maken het erg geschikt voor meubels, binnenbetimmeringen, parket, fineer, draai- en snijwerk, muziekinstrumenten, onder andere viool

Zilveresdoorn – Acer saccharinum

Saccharinum betekent 'suiker vloeiend'. Linnaeus gaf de boom deze naam, omdat hij dacht dat dit de echte suikeresdoorn was. Ook tegenwoordig wordt deze boom nogal eens verwisseld met de echte suikeresdoorn Acer saccharum. De Nederlandse naam duidt op de witte tot grijze bladonderzijde. De gewone zilveresdoorn vormt een zeer brede kroon en is een uitstekende parkboom. Selecties met een smallere kroon zijn ook als laan boom geschikt. Ze verdragen bestrating wel, maar drukken verharding omhoog door de sterk groeiende oppervlakkige beworteling. De bodemeisen zijn laag, mits de grond niet erg droog is. Van nature groeien zilveresdoorns als pioniersoort langs rivieren, op vochtige gronden, die regelmatig overstromen. In 1765 introduceerde John Bartram de soort in Engeland. Hout vertoont vaak ingegroeide noestjes van de veel voorkomende waterloten op de stam, het zogenaamde vogelogen-esdoornhout. Hoewel deze snelgroeiende boom niet in onze bossen is aangeplant, is het zeker een interessante soort voor houtproductie.

Waar te zien
Te zien in Holijk (omtrek 545 cm), Antropia (omtrek 568 cm), het Utrechtse Wilhelminapark (omtrek 540 cm) en in Chaam (omtrek 538 cm). De hoogste exemplaren staan in Tervuren (33,6 m).

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Noord-Amerika
Status: uitheems, algemeen
Bodemeisen: voedselrijk, weinig eisend
Schaduwtolerantie (1-5): hoog 4,8
Droogtetolerantie (1-5): redelijk 2,3
Hoogte: 27-34 meter
Omtrek: 5-6 meter
Leeftijdverwachting: 100-150 jaar
Kroonvorm: ovaal, breed, half transparant
Bladlengte: 8-13 cm
Bloeiperiode: februari-maart
Zaadval: mei
Toepassing: bossen, parken, lanen

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.knnvuitgeverij.nl