Tulpenboom - Liriodendron tulipifera

Het geslacht Liriodendron bestaant uit 2 soorten en is ingedeeld bij de beverboomfamilie Magnoliaceae waartoe ook de beverboom (Magnolia) behoort. De naam liriodendron betekent 'boom met leliebloemen', tulipifera staat voor 'tulpdragend'. De ontdekking van een boom met bloemen en bladeren die op tulpen lijken in de 17e eeuw, de tijd dat bijzondere tulpen dure beleggingsobjecten vormden en sommige tulpen hun gewicht in goud waard waren, was spectaculair en werd eerst niet direct geloofd. Hij staat lokaal bekend als 'tulip poplar' vanwege de snelle groei en de oppervlakkige gelijkenis van het hout met populierenhout. In de 17e eeuw deelde men hem daarom zelfs in bij de populieren (Evelyn, 1670). Tussen 1642 en 1654 is de tulpenboom door John Tradescant via Engeland in Europa ingevoerd. Het is al eeuwen een populaire parkboom vanwege de grote bloemen en decoratieve bladeren.
Uit fossiele vondsten in de klei van Reuver blijkt dat de tulpenboom van nature al in Limburg groeide vóór de ijstijden, namelijk in het Tertiair.

Herkenning
De bladeren hebben een ingesneden tot platte bladtop. Het is een van de weinige soorten die de gewoonlijk aanwezige druppelpunt aan het eind van de hoofdnerf mist. De knoppen zijn bedekt door 2 platte knopschubben en lijken op een eendensnavel.

Groeiplaats
Als pioniersoort op goede vochthoudende gronden groeit de tulpenboom snel uit tot meer dan 30 m hoogte. Ze groeien in gemengde loofbossen samen met onder andere Amerikaanse eikensoorten, linden, hickories, amberbomen, suikeresdoorns en venkelhout. Op brandvlakten groeit hij samen met pioniers als berken en esdoorns. Hij is ook geschikt voor open groenstroken en zelfs voor straten, mits de bodem los en diep doorwortelbaar is. De soort vraagt een licht zure tot zwak basische bodem, bodemverdichting en kalkrijke gronden veroorzaken slechte groei.

Biodiversiteit en aantastingen
Er zijn geen tot weinig aantastingen bekend en geen insecten die van de boom leven. De bladeren en twijgen zijn wel aantrekkelijk voor grazers, herten, reeën en konijnen. In het natuurlijk areaal worden de bladeren gegeten door rupsen die nauw verwant zijn aan de koningspage. De honingmerken in de bloem trekken bijen aan: in de VS wordt tulpenboomhoning gewonnen.

Toepassing
Tulpenbomen zijn prachtige bomen voor parken en lanen. Ze vermeerderen zich onder natuurlijke omstandigheden via zaad en soms via wortelopslag dichtbij de stam.

Gebruik
Het tulpenboomhout is licht, zacht en vanwege de gemakkelijke bewerkbaarheid gewild voor siervoorwerpen, meubels, speelgoed en modelbouw en geschikt voor fineer, triplex en verpakkingen.

Waar te zien
Prachtige tulpenbomen zijn te zien in het Maastrichtse Stadspark (37,6 m hoog), Sonsbeek (35,6 m hoog), Angerenstein (37,5 m hoog), Amstenrade (37.4 m hoog), Meise (35,6 m hoog) en Tervuren (37 m hoog). Een laagvertakt exemplaar met een omtrek van 664 cm groeit bij het Klooster van Bethlehem in Herent. In het park van Kasteel Groeneveld is een groep van meer dan 60 hoge bomen in een bossituatie opgegroeid. De grootste tulpenboom heeft een omtrek van 676 cm, maar is niet toegankelijk voor publiek (staat in een privétuin).

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: oosten van de VS en Zuid-Canada
Status: uitheems, algemeen
Bodemeisen: vochthoudend, redelijk voedselrijk
Schaduwtolerantie (1-5): laag 2,1
Droogtetolerantie (1-5): laag 2,6
Hoogte: 33-38 meter
Omtrek: 4-7 meter
Leeftijdverwachting: > 200 jaar
Kroonvorm: ovaal, half transparant
Bladlengte: 10-18 cm
Bloeiperiode: juni
Bestuiving: bijen
Zaadval: oktober
Vermeerdering: zaad
Toepassing: parken, lanen

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl