Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent beplantingen Verordening op de beplantingen in Leiderdorp 2018

Geldend van 10-07-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening op de beplantingen Leiderdorp 2018

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 april 2018;

gezien het advies van het politiek forum van 14 mei 2018;

gelet op de twee amendementen d.d. 28 mei 2018, over het

toepassingsbereik en de vergunningplicht met betrekking tot dunning;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

  • 1.

    vast te stellen de Nota zienswijzen Verordening op de beplantingen 2018, d.d. 4 april 2018;

  • 2.

    vast te stellen de Verordening op de beplantingen Leiderdorp 2018, luidende aldus:

 

Verordening op de beplantingen Leiderdorp 2018:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. De volgende begripsbepalingen gelden:

    • a.

      beplanting: alle houtopstanden en overige al dan niet overblijvende gewassen, waaronder begrepen heesters, struiken, bloemen en planten;

    • b.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag voor een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

    • c.

      bomenfonds: het gemeentelijk fonds voor onderhoud en instandhouding van waardevolle houtopstanden;

    • d.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • e.

      boom in openbaar groen / in openbare ruimte: een boom met een standplaats in de openbare ruimte die voor iedereen vrij toegankelijk is (feitelijke openbaarheid conform Wegenverkeerswet);

    • f.

      boomtechnisch deskundige: een theoretisch en praktisch deskundige op het gebied van bomen en aanverwante bomenzaken, in het bezit van het certificaat ‘European Tree Technician’ of gelijkwaardig;

    • g.

      college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiderdorp;

    • h.

      compenserende maatregelen: herstellende maatregelen die de ten gevolge van een ruimtelijk project aangetaste beplanting en/of houtopstand binnen de uitvoeringstermijn van dat project weer in afdoende functionele staat brengen;

    • i.

      dunnen: het verwijderen van individuele houtige gewassen binnen een houtopstand ten gunste van de beoogde ontwikkeling van deze houtopstand;

    • j.

      gemeentelijke houtopstand: een boom of houtopstand in eigendom van de gemeente;

    • k.

      groentoets: een beoordeling voor alle beplantingen, inclusief bomen, van de gevolgen van voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden, inclusief een plan van aanpak met mitigerende en compenserende maatregelen voor het tegengaan van negatieve effecten op het groen;

    • l.

      herplantfonds: een gemeentelijke financiële voorziening voor de uitbreiding van het in de gemeente aanwezige openbare groen, waaronder houtopstanden;

    • m.

      herplantwaarde: de financiële waarde van een herplant op basis van de actuele richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • n.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere lintbegroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen;

    • o.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.), Scolytus multistriatus (Marsch.) en Scolytus pygmaeus;

    • p.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • q.

      kandelaberen: het voor de eerste maal afzetten van een bestaande, regulier uitgegroeide kroon tot takstompen, waardoor de boom het uiterlijk van een kandelaar of kandelaber krijgt, met als doelstelling het ingrijpend reduceren van de kroonomvang. In het geval van kandelaberen wordt 35 tot 50 procent van de gehele kroon verwijderd, bij kandelaren 50 tot 75 procent van de gehele kroon;

    • r.

      kappen: het geheel of grotendeels bovengronds verwijderen van een houtopstand;

    • s.

      knotten: het periodiek terugzetten van de gehele kroon door middel van het verwijderen van opnieuw uitgelopen loten, twijgen en takken met als doelstelling het terugzetten van de kroon tot op het meerjarige hout;

    • t.

      Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden: een lijst met houtopstanden die een bijzondere waarde hebben voor de leefomgeving;

    • u.

      mitigerende maatregelen: ‘verzachtende’ maatregelen die in stand te houden bomen beschermen tijdens de uitvoeringsfase van een ruimtelijk project;

    • v.

      particuliere houtopstand: een boom of houtopstand in eigendom van een particulier, bijvoorbeeld een burger, stichting of vereniging, die niet vrij toegankelijk is;

    • w.

      quickscan: beperkt vooronderzoek van de groentoets. Het betreft een verkenning, waarbij bepaald wordt of aanwezige beplanting mogelijk beïnvloed kan worden door voorgenomen werkzaamheden. De resultaten van de quickscan kunnen aanleiding zijn tot het uitvoeren van de uitgebreidere groentoets;

    • x.

      rooien: het ondergronds verwijderen van de stobbe of wortelkluit van een houtopstand;

    • y.

      ruimtelijke ontwikkeling: een bouwproject in afwijking van het geldende bestemmingsplan, waarvoor een uitwerkings- of wijzigingsplan dan wel een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is:

    • z.

      taxateur van bomen: een boomtaxateur, officieel als zodanig geregistreerd bij de beroepsvereniging Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • aa.

      vellen: het kandelaberen, knotten, kappen of rooien van een houtopstand, met inbegrip van het verplanten alsmede het verrichten van andere handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of beschadiging van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

    • bb.

      waardevolle houtopstand: een houtopstand die is opgenomen in de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op:

    • a.

      beplantingen die gelegen zijn binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, en:

    • b.

      houtopstanden die gelegen zijn buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, voor zover het niet gaat om houtopstanden als bedoeld in artikel 4.1, onderdelen c, d, e en h van hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming.  

Artikel 3 Toegestane afstand tussen houtopstanden en de grenzen van naburige erven

  • 1. De toegestane afstand als bedoeld in artikel 42, eerste en tweede lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bedraagt in afwijking van de bepaling voor bomen 0,5 meter en voor heesters en heggen nihil.

Artikel 4 Aanwijzing waardevolle houtopstanden

  • 1. Het college stelt ten minste elke vijf jaar een Lijst van bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden vast. Voor de op de lijst opgenomen houtopstanden worden ten minste een omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelnummer, de zakelijk gerechtigden en de reden voor plaatsing op de lijst vermeld. Zo nodig wordt een kaart bijgevoegd met daarop aangeduid de beschermde houtopstand.

  • 2. De eigenaar van de op de lijst te plaatsen houtopstand wordt van deze voorgenomen plaatsing zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis gesteld. Hij wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze met betrekking tot de plaatsing op de lijst binnen vier weken na de datum van kennisgeving schriftelijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken. Bomen of houtopstanden waarvoor deze procedure loopt vallen onder het verbod van artikel 5, eerste lid van deze Verordening.

  • 3. De criteria voor aanwijzing van bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden zijn vastgesteld in bijlage 2 van het Bomenbeleidsplan 2017.

  • 4. De in het derde lid benoemde criteria worden gebruikt om de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden op te stellen.

  • 5. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomend in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden.

  • 6. De eigenaar van een houtopstand die op de lijst staat vermeld, is verplicht schriftelijk aan de gemeente melding te doen van het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand anders dan door velling op grond van een verleende vergunning. Deze mededeling dient te geschieden onmiddellijk na het geheel of gedeeltelijk tenietgaan.

Artikel 5 Verbod vellen houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid opgenomen verbod geldt niet voor:

    • a.

      het vellen van een houtopstand krachtens de Plantenziektenwet;

    • b.

      het vellen van een houtopstand op bevel van de burgemeester in het kader van een spoedeisend belang;

    • c.

      het knotten als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen;

    • d.

      het dunnen, m.u.v. van bomen als bedoeld in art. 1, lid 1, sub d., als beheermaatregel voor een houtopstand;

    • e.

      het vellen, niet zijnde voor een ruimtelijke ontwikkeling, van een particuliere houtopstand die niet vermeld staat op de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden als benoemd in artikel 4, eerste lid;

    • f.

      het vellen van een houtopstand in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor een groentoets met positieve eindconclusie is goedgekeurd door het bevoegd gezag.

  • 3. Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, tenzij er sprake is van een boom op de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden, na onderzoek, verleend indien:

    • a.

      voldaan wordt aan de overlastcriteria zoals beschreven in het bomenbeleidsplan 2017;

    • b.

      geen van de volgende waarden in het geding zijn:

      • -

        Natuur- en milieuwaarden;

      • -

        Landschappelijke waarden;

      • -

        Cultuurhistorische waarden;

      • -

        Waarden van stads- en dorpsschoon;

      • -

        Waarden voor recreatie en leefbaarheid.

Artikel 6 Groentoets

  • 1. De quickscan en groentoets omvatten in ieder geval een duidelijke beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling, de aanwezige ‘groene’ elementen, de locatie van het project en een reële planning en worden opgesteld door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de ‘groene’ elementen te beschikken.

  • 2. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling dient een quickscan ten behoeve van de groentoets te worden uitgevoerd, indien:

    • a.

      in het te ontwikkelen gebied en/of binnen een straal van 50 meter van de projectgrens bomen en/of beplantingen staan;

    • b.

      langs mogelijke aanrijroutes van bouwverkeer bomen en/of beplantingen staan;

    • c.

      er sprake is van bronbemaling binnen een straal van 1 kilometer rond het projectgebied.

  • 3. Indien uit de quickscan ten behoeve van de groentoets blijkt dat bomen en/of beplantingen negatief worden beïnvloed door de ruimtelijke ontwikkeling en/of werkzaamheden daaromtrent, dient een volledige groentoets te worden uitgevoerd.

  • 4. De groentoets wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag:

    • a.

      indien er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van het type beplanting, eventueel door toepassing van mitigerende maatregelen, waarbij ook wordt getoetst aan beleid;

      of:

    • b.

      indien de compenserende maatregelen voldoen aan de eisen voor herplant zoals benoemd in artikel 8;

      of:

    • c.

      indien er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, met voor het milieu gunstige effecten.

Artikel 7 Vergunning: aanvraag, beslistermijn, besluit en geldigheidsduur

  • 1. Op de aanvraag van een vergunning, de beslistermijn en het besluit op de aanvraag zijn de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet natuurbescherming van toepassing.

  • 2. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening heeft een geldigheidsduur van één jaar. Deze termijn gaat in op het moment van onherroepelijk worden van de verleende vergunning.

  • 3. Het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen beslissen tot eenmalige verlenging van de termijn genoemd in het tweede lid, met maximaal één jaar, na indiening van een daartoe strekkende aanvraag door vergunninghouder.

Artikel 8 Herplantplicht en overige voorschriften

  • 1. Het college verbindt aan een vergunning voor het vellen van een houtopstand in ieder geval als voorschrift dat binnen een door het college te bepalen termijn en overeenkomstig door het college te geven aanwijzingen wordt herplant, tenzij zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.

  • 2. Het college kan bepalen dat herplant geschiedt met een houtopstand die vergelijkbaar is met de gevelde houtopstand.

  • 3. Indien herplant niet in redelijkheid op hetzelfde perceel of in de directe omgeving kan geschieden, wordt in plaats van het in het eerste lid bedoelde voorschrift als voorschrift opgenomen dat de houtopstand niet mag worden geveld voordat een door het college te bepalen bedrag, dat gelijk is aan de herplantwaarde, in het gemeentelijk herplantfonds is gestort. Voordat het college een dergelijk voorschrift opneemt, dient door de aanvrager van de ontheffing een taxatie van de herplantwaarde door een taxateur van bomen te worden overgelegd.

  • 4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in, op en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5. Het verbod in artikel 5 geldt ook voor houtopstanden die in het kader van het eerste lid van artikel 8 zijn aangeplant.

Artikel 9 Herplantplicht bij overtreding verbod

  • 1. Indien een houtopstand in strijd met een in deze verordening opgenomen verbod zonder vergunning is geveld, kan het college de verplichting opleggen dat binnen een door het college te bepalen termijn en overeenkomstig door het college te geven aanwijzingen, wordt herplant. Deze verplichting wordt opgelegd aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die de houtopstand heeft geveld dan wel heeft doen vellen.

  • 2. Indien herplant niet in redelijkheid op hetzelfde perceel of in de directe omgeving kan geschieden, kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde verplichting worden opgelegd dat een door het college te bepalen bedrag, dat gelijk is aan de herplantwaarde, door de overtreder van het verbod in het gemeentelijk herplantfonds wordt gestort.

Artikel 10 Gemeentelijk Herplantfonds

  • 1. Het college voorziet in een gemeentelijk Herplantfonds.

  • 2. In het door het college ingestelde Herplantfonds worden financiële bijdragen gestort:

    • a.

      door vergunninghouders ter uitvoering van een in de vergunning opgenomen voorschrift tot financiële compensatie van de met vergunning te vellen bomen of andere houtopstanden;

    • b.

      door rechthebbenden en/of overtreders nadat een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning is geveld, en in het kader van handhavingsmaatregelen geen herplantplicht op het perceel kan worden opgelegd ter uitvoering van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

  • 3. De aan bomen gelieerde gelden in het herplantfonds mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding van het in de gemeente aanwezige openbare groen, waaronder houtopstanden.

  • 4. Uitgangspunt bij besteding uit het herplantfonds is om de herplant te realiseren in het plantseizoen (periode november tot en met maart) volgend op het vellen van de boom.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt elk jaar vóór 15 september een plantlijst vast, waarin wordt aangegeven wat het totaal aan ontvangen bedragen is, en waar de gemeente voornemens is bomen vanuit het herplantfonds te planten.

    De raad wordt jaarlijks door het college geïnformeerd over de inkomsten en uitgaven van het herplantfonds.

Artikel 11 Instandhoudingsplicht en aanschrijving

  • 1. Wordt een houtopstand in het voortbestaan ernstig bedreigd door menselijk handelen, dan kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van maatregelen bevoegd is, de last opleggen om:

    • a.

      een advies te laten opstellen door een boomtechnisch deskundige, waarin de gevolgen van het menselijk handelen voor de houtopstand en mogelijke maatregelen worden weergegeven;

    • b.

      overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen en binnen een door het college te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 12 Bestrijding van iepziekte

  • 1. Indien zich op een perceel één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van iepziekte of vermeerdering van de iepenspintkever, kan het college aan de zakelijk gerechtigde de verplichting opleggen binnen een door het college te bepalen termijn:

    • a.

      de iepen te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      delen van iepen te vernietigen, of:

    • d.

      iepen zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden te hebben of te vervoeren, met uitzondering van geheel ontbast iepenhout en iepenhout met een diameter van minder dan 4 centimeter.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het vorige lid opgenomen verbod.

Artikel 13 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: opsporingsambtenaren van de Regionale Eenheid Den Haag en de handhaver APV;

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het bevoegd gezag aan te wijzen personen.

Artikel 14 Overgangsbepaling

  • 1. Op aanvragen voor een vergunning die zijn ingediend voor de datum van inwerking treden is de Verordening op de beplantingen 2009 van toepassing.

  • 2. Op vergunningen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening niet in rechte onaantastbaar zijn, blijft de Verordening op de beplantingen 2009 van toepassing.

  • 3. De lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden (2005)” blijft van kracht tot dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 1, een nieuwe “Lijst van bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden” is vastgesteld.

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening op de beplantingen in Leiderdorp 2018”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van de bekendmaking;

  • 3. Vanaf het in het vorige lid genoemde moment houdt de Verordening op de beplantingen 2009 op te gelden.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Leiderdorp op 28 mei 2018,
de griffier,
mevrouw J.C. Zantingh
de voorzitter,
mevrouw L.M. Driessen-Jansen

Toelichting

Nationale wet- en regelgeving

Artikelen 2, 3, 5, 7, 12

Binnen Nederland gaat Nationale wet- en regelgeving altijd boven de regelgeving die de gemeente heeft opgesteld. Binnen deze verordening zijn artikelen 2, 3, 5, 7 en 12 ondergeschikt aan de Nationale wet- en regelgeving, zoals onder andere de Wet natuurbescherming, de Plantenziektenwet, het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Wet natuurbescherming: bevat alle regels rondom de bescherming van natuurgebieden en soorten.

Plantenziektenwet: bevat alle regels rondom de bescherming van voor de Nederlandse markt belangrijke planten en plantaardig materiaal tegen schadelijke organismen.

Burgerlijk Wetboek: bevat de regels voor het burgerlijk recht, dat wil zeggen de rechtsverhoudingen tussen personen.

Algemene wet bestuursrecht: bevat de algemene regels voor de verhouding tussen de overheid en de individuele burgers, bedrijven en dergelijke.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu.

Toepassingsbereik: bebouwde kom

Artikel 2

In artikel 2 is voor wat betreft de toepassing aangesloten bij de definitie van bebouwde kom uit de Wet natuurbescherming. In dit verband geldt dat de Wet natuurbescherming hoger recht betreft en deze wet is gelet daarop van belang voor de reikwijdte van de verordening.

De Wet natuurbescherming, hoofdstuk 4, heeft tot doel om bossen te beschermen. Onder de Wet natuurbescherming vallen bossen die gelegen zijn buiten de bebouwde kom, zoals vastgesteld op grond van de Wet natuurbescherming. Daarbij gaat het om alle beplantingen van bomen die als geheel groter zijn dan 10 are en bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan twintig bomen bestaat.

Waardevolle houtopstanden

Artikel 4

Waardevolle houtopstanden vormen de ‘top’ van het bomenbestand. Ze hebben een bijzondere waarde voor de leefomgeving. Het college bepaalt welke houtopstanden als zodanig worden gekwalificeerd op basis van vastgestelde criteria en neemt ze op in de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden. Het college kan hiervoor beleidsregels opstellen. De lijst wordt elke vijf jaar opnieuw vastgesteld.

Vergunningsplicht voor het vellen van een houtopstand

Artikel 5

Voor houtopstanden binnen de gemeente Leiderdorp geldt dat een vergunning van het college noodzakelijk is voor het kandelaberen, kappen, knotten, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of beschadiging of ontsiering van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

Slechts in uitzonderlijke gevallen geldt dat het mogelijk is om een houtopstand die is opgenomen op de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden te kappen. Hierbij geldt dat er sprake moet zijn van een zwaarwegende maatschappelijke reden of een situatie dat instandhouding niet langer verantwoord is. Dit betekent dus ook dat een bepaalde mate van overlast dient te worden geaccepteerd. Overlast door vruchten, luizen of opdrukkende wortels kan in beginsel geen reden zijn voor het verlenen van een ontheffing.

In geval van een ruimtelijke ontwikkeling waarbij groenelementen en/of houtopstanden mogelijk beïnvloed worden in hun voortbestaan, is een quickscan voor de groentoets verplicht. Hierbij wordt de invloed van de ontwikkeling op het bestaande en eventueel nieuw aan te planten groen beoordeeld.

Spoedeisend belang bij kap

Artikel 5 lid 2b

De gemeenteraad neemt geen bevoegdheid op voor het college om toestemming te geven tot direct vellen in het belang van de openbare orde of veiligheid. De burgemeester beschikt ter zake over toereikende bevoegdheden. Het algemene kapverbod geldt bij gebruikmaking daarvan op grond van de verordening niet.

Van noodkap is in ieder geval sprake als ten gevolge van een onvoorziene omstandigheid acuut gevaar voor personen of goederen ontstaat, bijvoorbeeld omdat een boom als gevolg van noodweer dreigt om te vallen. In die gevallen kan niet worden verwacht dat een reguliere vergunning wordt aangevraagd en kan dus worden geveld als daar door of namens de burgemeester toestemming voor is verleend. Uitgangspunt is dat de toestemming in een schriftelijke beschikking wordt opgenomen, omkleed met de redenen die tot het besluit hebben geleid. Als dat niet onmiddellijk kan, kan de toestemming echter ook mondeling of telefonisch worden verleend. In dat geval moet de toestemming wel achteraf alsnog in een schriftelijke beschikking worden opgenomen. Tegen dit besluit kunnen de gebruikelijke rechtsmiddelen worden aangewend. Het besluit tot noodkap moet worden genomen door het daartoe aangewezen bestuursorgaan of een door dit bestuursorgaan gemandateerde functionaris.

De noodkapprocedure is ook van toepassing op houtopstanden die zijn geplaatst op de Lijst met bijzonder waardevolle bomen en houtopstanden als bedoeld in artikel 4.

Dunning

Artikel 5 lid 2d

Dunning heeft betrekking op houtopstanden waarin meerdere individuele houtige gewassen gezamenlijk opgroeien, zich onder invloed van elkaar ontwikkelen en bij volle wasdom een aaneengesloten kronendak vormen.

Per houtopstand waar dit betrekking op heeft wordt het beoogde eindbeeld vastgelegd, zodat telkens de passende beheersmaatregelen gekozen kunnen worden.

Dunning kan omvatten:

  • -

    Het verwijderen van snelgroeiende en/of concurrerende houtige gewassen ten gunste van de ontwikkeling van langzamer groeiende houtige gewassen;

  • -

    Het verwijderen van houtige gewassen die een beperkte toekomstverwachting hebben door een ongunstige concurrentiepositie, een verminderde conditie en/of onoplosbare mechanische gebreken;

  • -

    Het systematisch verkleinen van het totale aantal houtige gewassen ten gunste van de ontwikkeling van de resterende houtige gewassen.

 

Groentoets

Artikel 5, lid 2f

Goedkeuring van de groentoets in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling betekent dat er geen aparte vergunning nodig is. De groentoets maakt dan onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing van de beoogde ontwikkeling.

In het kader van de in deze ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk te voeren ruimtelijke procedure blijft de groentoets open voor eventuele zienswijzen en beroep.

 

Artikel 6

In de Verordening op de beplantingen is een groentoets opgenomen. In geval van een ruimtelijke ontwikkeling waarbij groenelementen en/of houtopstanden mogelijk beïnvloed worden in hun voortbestaan, is een quickscan voor de groentoets verplicht. Bij deze quickscan kijkt de gemeente of een project gevolgen heeft voor de omliggende beplanting, waaronder bomen. Indien dat het geval blijkt, dient ook een groentoets te worden uitgevoerd.

De groentoets is een beoordeling voor alle beplantingen, inclusief bomen, van de gevolgen van voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden. De groentoets is gebaseerd op de Bomen Effect Analyse, toetst de effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op het aanwezige groen en voorziet in een plan van aanpak voor mitigerende en compenserende maatregelen die ervoor zorgen dat de kwaliteit van al het groen op en nabij de locatie van de ontwikkeling niet zal afnemen en bij voorkeur nog zal toenemen. In de toetsing worden ook visie en beleid zoals vastgelegd in groenbeleidsplannen, groenstructuurplannen en andere relevante beleidsdocumenten ten aanzien van groen meegewogen.

 

Herplantplicht

Artikelen 8 en 9, artikel 10

In de artikelen 8 en 9 is onder meer een herplantplicht voor te verwijderen houtopstanden opgenomen om ervoor te zorgen dat het vellen “in natura” wordt gecompenseerd. Een herplantplicht wordt in beginsel altijd als voorschrift aan een omgevingsvergunning verbonden. Alleen als herplant niet in redelijkheid op hetzelfde perceel of in de directe omgeving kan geschieden, kan ervan worden afgezien een herplantplicht op te leggen. Aan een herplantplicht kunnen voorschriften worden verbonden, bijvoorbeeld over omvang, levensduur en instandhouding.

Indien zonder geldige vergunning is geveld, wordt altijd één op één herplantplicht opgelegd.

 

Met het tweede lid van de genoemde artikelen wordt beoogd om bij herplant zo veel mogelijk te streven naar herplant met vergelijkbare bomen voor wat betreft leeftijd, soort en dikte. Herplant dient zoveel mogelijk ter plaatse te gebeuren en indien dat niet mogelijk is, moet worden gezocht naar mogelijkheden om bomen in de directe omgeving te herplanten.

 

Heeft dit laatste geen resultaat, dan bepaalt het derde lid dat een bedrag gelijk aan de waarde van de herplant in het gemeentelijk herplantfonds gestort dient te worden (artikel 10 van deze verordening). Dit herplantfonds is door het college in het leven geroepen en bevat gelden ten behoeve van herplant van bomen op andere locaties in de gemeente, maar ook voor groeiplaatsverbetering bij bestaande bomen van de gemeente Leiderdorp.

  

Artikelen 11, 13, 14 en 15 spreken voor zich en worden niet verder toegelicht.